Desert trip - part II
Door: Demian
Blijf op de hoogte en volg Demian
16 September 2006 | Namibië, Windhoek
Supergaaf om de woestijn na ruim een half jaar weer terug te zien! Wat een verandering! Van wuivend zachtgroen weer terug naar de ‘normale’ status quo: dor, droog, bruin en HEET.
Op donderdagochtend werd ik keurig door een busje van Crazy Kudu/Wild Dog (de twee grootse touroperators van Namibië zijn vorig jaar gefuseerd) opgehaald en naar het vertrekpunt gebracht. Na zeven maanden alles zelf geregeld te hebben, is het heel gek om ineens met zo’n georganiseerde tour mee te gaan. Tijdens dat eerste ritje, van amper een kwartier, transformeer ik van zelfbenoemd avonturier tot tourist. In het busje stappen in order of appearance: twee engelse meiden, een nederlands meisje en een japanse jongen. Aangekomen bij de desert truck sluiten we ons aan bij twee amerikaanse meiden, een frans echtpaar, een engels nichtenstel, een noorse jongen, een jong engels stel en twee Afrikaner gidsen...
De wegen rond Solitair zijn ‘bekend terrein’, en omdat niemand het verhaal van Ton van der Lee kent, raad ik iedereen aan op zijn minst Moose’s applepie te proeven. Daarna jagen we verder, dieper de woestijn in. Waar in februari wegen waren afgesloten wegens water stuift nu het rode Namib zand weer als altijd, en waar het toen groen was, kleurt de omgeving nu weer geel, rood en bruin. Eens te meer realisser ik me hoe uniek het schouwspel was, wat Daan en ik de vorige keer mochten zien.
De groep toersisten is een mooie mengelmoes van achtergronden en leeftijden, waardoor na de eerste stille kat-uit-de-boom-lunch er voorzichtig wat gesprekken op gang komen. Ik kan het goed vinden met Ada, het nederlandse meisje. Al snel zijn wij ‘the dutchies’. Zij heeft net tweeenhalve maand door tanzania gereisd en bij een bekende familie verbleven, maar is heel blij nu even nederlands te kunnen spreken. Als de hele bus stil is van de eerste indrukken (bijna iedereen is net aangekomen op het comtinent, Ada en ik zijn al wat gewend en dus verwend), kletsen wij hondertuit over wat we al gedaan hebben, wat we nog gaan doen en over het leven thuis. (Later hoorde ik dat sommige medereizigers dachten dat we een stelletje waren).
De gidsen zijn prima kerels, en komen er pas achter dat nederlanders prima Afrikaans verstaan als ze in hun taal sommigen van de toeristen bespreken. Maar het is een mooi team, en onder het rijden nemen ze de tijd om ons te overspoelen met info over het landschap om ons heen. Regelmatig stoppen we bij rotspartijen, enorme wevernesten en andere bezienswaardigheden, en zo duurt de rit de hele dag.
Tegen vieren rijden we het terrein van de Sesriem campsite op, waar het beduidend drukker is dan de vorige keer. Als ‘ervaren Namibganger’ wijs ik de weg naar de bar, terwijl onze gidsen het kookvuur opstoken voor de lunch. Dan is het hup, weer in de truck voor de zonsondergang vanaf Elim Dune, deze keer was ik op tijd, maar werkte de wolken tegen...
Bij terugkomst bleek dat de gidsen de meeste tenten al hadden opgezet, en het eten klaar. De zelfmeegenomen windhoekjes smaakten ook prima.
Na een korte nacht gingen we erg vroeg op weg naar Dune 45 voor de zonsopkomst. Toen de gidsen aan de tent van de Dutchies rammelden waande ik me weer even op een scoutingkamp, de tenten roken zelfs een beetje hetzelfde...
De weg naar het hart van de Namib is nu helemaal geasfalteerd, wat de rit een stuk veraangenaamde ten opzichte van de vorige keer. Daarnaast was het duidelijk dat het nog winter was: in de vrieskou klommen we het tientallen meter hoge duin op, terwijl de zeemist over de heuvels kroop (ook dat was uniek, zei de gids: hij had het in de twaalf jaar dat hij gids is nog nooit gezien).
Daarna door naar Sossusvlei, waar we de hele dag hebben rondgewandeld, terwijl de gidsen alles vertelde over de planten en dieren in de Namib. Over termieten die meters onder de grond hun nesten bouwen, over Hyena’s en grote katten, over bittere meloenen waarmee sommige velden bezaaid liggen, en die je goed als vochtvoorziening kunt gebruiken als je in de woestijn verdwaalt. De klim naar de top van de 300 meter hoge Big Daddy maar achter wege gelaten...
Nu wel in deadvlei geweest, dat had ik de vorige keer gemist.
Opvallend om te zien dat in een halfjaar winter toch ruim 2 meter water uit het meertje bij sossusvlei verdampt was. Onder het mom ‘modder is gezond, en bilharzia kennen ze hier niet’ heb ik de blubber even vervuild met mijn voetsporen.
Met de truck weer terug, en door naar Sesriem canyon, waar het aangenaam koel was – en dat vond die hoornadder ook.
Maar weer eens het verhaal aangehoord over hoe sesriem aan haar naam komt: dat was de lengte touw die nodig was om het water van boven uit de canyon te putten: zes riemlengten: ses riem in oud nederlands/afrikaans.
Na weer een halve dag hobbelen stonden we weer in Windhoek, na onderweg de brug te zijn overgestoken waar Daan in februari een foto van het kolkende water nam. Nu reden we er met 100+ overheen, dus tgen de tijd dat ik doorhad dat het díe brug was en m’n camera wilde pakken, waren we er voorbij, maar ik kan je zeggen: zand.
En met het namib zand op alle plekken waar je het niet wil, reden we de Namibische hoofdstad weer binnen. Geslaagd tijdverdrijf, maar volgende keer doe ik het wel lekker weer op eigen houtje...
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley